|
| |
Affectenleer
in de schilderkunst: De Academie des Beaux-Arts en de regels van de kunst In
1648 stichtten Anna van Oostenrijk en kardinaal Mazarin de Academie de Peinture
et de Sculpture, aanvankelijk gevestigd in de Kariatidenzaal, later in de Salon
Carré (zie p. 285 e.v.). Charles Le Brun (1619-1680) had de oprichting
gestimuleerd onder invloed van de stichting in 1635 van de Academie francaise
voor literatuur en wetenschap. In 1671 nam men ook de architecten op, waardoor
de Academie des Beaux-Arts ontstond. In tegenstelling tot de Academie de Saint
Luc, die zich net als de oude schildersgilden op de evangelist-schilder Lucas
betrok en nog tot 1774 bestond, maakte de koninklijke Academie zich los van de
gilden en van de religieuze verbintenis van de kunst. De ambachtelijke opleiding
word consequent ingekaderd in een theoretisch discours. Wat het vergeven van
politieke opdrachten betreft beschikte de Academie over macht. Het lidmaatschap
van de Academie was een voorwaarde voor financieel succes in de kunst. Met regelmaat
stelde men het nieuwste werk van de leden tentoon en dan verdeelde men ook prijzen;
Dat gebeurde aanvankelijk allemaal in het Palais Royal, maar later in de Salon
Carré van het Louvre, Dit leidde tot een nieuwe betekenis van het woord
'salon'. De eigentijdse recensies
en kritieken werden verzameld en herdrukt en tot aan de 20e eeuw bieden ze een
doorlopend overzicht van de kunstkritiek, zowel in goede als in slechte zin; want
bij elke avant-garde bleken veel op het verleden gerichte critici weinig gevoelig
voor argumenten. Als een essentiele bijdrage aan het oordeel over kunst formuleerde
de Academie een hierarchische genreleer. Zowel de moeilijkheidsgraad alsde inhoud
van het afgebeelde speelde daarbij een rol. De afbeelding van de mens vanuit de
fantasie had in deze gedachteconstructie een veel hogere waarde den de getrouwe
weergave van onbeweeglijke dingen. Zonder concurrentie staat de historieschilderkunst
aan de topvan de hierarchie en bekleedt het stilleven de laagste plaats. Daartussen
liggen de andere genres in niet helemaal ondubbelzinnige rangorde. Het portret
heeft het nadeel van de imitatie. Het landschap mist de afbeelding van mensen
als de hoogste vottooiing der schepping. 'Het genre wrijft men ten slotte aan
dat het weliswaar mensen afbeeldt, maar niet op een waardige manier en dus zonder
decorum. De pas ontwaakte zin voor systematiek liet kunstenaars als Charles
Le Brun de taal van gebaren en mimiek ordenen, zodat hij zelfs in religieuze schilderijen
voor Lodewijk XIV als 'De aanbidding der herders' (1689) een beroep kon doen op
de talloze uiteenlopende gezichtsuitdrukkingen, die bijeengebrachtwaren in fysionomische
schetsen. Zelfs
deze voorraad afbeeldingen kwam niet voort uit waarnemingen in de natuur, meer
uit kennis die door studie van de oude meesters en uit theoretische overwegingen
was ontstaan. De theoretisch belangrijke vraag naar het decorum stelt de schilder
naar aanleiding van de eenvoudige geboorte van Christus in een stal met herders
in de buurt voor een probleem; hij probeert de innerlijke grootheid van het gebeuren
te vatten door monumentale ruines en grote gebaren. Bij
Literair Genre zag de 18e eeuw een dergelijke categorisatie | |
|