De keltische voorwerpen uit de Hallstatt Periode
(ca. 800 - 500 voor Chr.) waren met verrassend eenvoudige geometrische
patronen versierd.
De bekendste vorm is de La Tène Stijl. De ineengeweven
La Tène patronen, die vroeg keltische voorwerpen sieren, zijn eeuwen in
gebruik gebleven in de keltische Kunst. Uiteindelijk inspireerden zij
de spektakulaire versieringen in vroeg Middeleeuwse Keltische Manuskripten
en ook daarbuiten. (
Lindisfarne
Gospels , Book of Kells)
De Kunst van de La Tène Stijl, in zijn vroege vorm, varieert van gecompliceerde
geometrische patronen tot gestileerde planten en dierenmotieven.
Planten- en Dierenmotieven. In het midden van de 5e. eeuw v Chr. ontstond
een karakteristieke stijl met vele rondingen
(curvilinear style), die zich langs handelswegen en andere kontakten
over de zich uitbreidende keltische wereld verbreidde.
Heilige Spiralen

De
wervelende, schroefgewijze patronen van de La Tène Kunst, werden gebruikt
om een grote verscheidenheid aan objecten te versieren. Van kleine heilige
objekten van goud tot grote stenen monumenten. Deze patronen met gebogen
vormen doen vermoeden dat de keltische kunstenaars een hekel hadden
aan lege vlakken en deze alle vulden. Er kan geen sprake zijn van strikte
symmetrie, eerder vloeiende patronen waarin de vormen van mensen en
dieren voorkomen. Palm en Lotus motieven aan de klassieke wereld ontleend
tonen kontakt met andere culturen.
Mythische Wezens

Gevleugelde
dieren en tussenwezens komen vanaf het begin in de Keltische kunst voor..
Zo houdt bijvoorbeeld de gehoornde godheid op de
Gundestrup
Ketel een slang vast met de kop van een ram, een zeldzaam tussenwezen
dat in de Ikonografie van noord Gallie veel voorkwam: Een krachtig beeld
waarin de mannelijke vruchtbaarheid van de ram met het fallische symbool
van de slang gecombineerd werd. Zo is er ook de combinatie van de vereniging
van de Dood (gesymboliseerd in de huid van de slang) en de Vernieuwing
(door de vernieuwing van de huid). Zeer bedreigend komen de gegraveerde
tekeningen van monsters over, die in keltisch-ligurische tempels in
zuid Gallië gevonden werden. In een ogenschijnlijke demonstratie
van de triomf van de dood werden deze wezens met geweldige kaken en
klauwen afgebeeld, maar met een menselijke kop en ledematen.
De Levensboom

Met
hun toppen in de hemel en wortels in de grond hebben bomen een heilige
betekenis voor de Kelten. De Levensboom is zowel in de heidense als
de Christelijke kunst te vinden. De groeicycli van de boom tijdens de
seizoenen van het jaar zijn verbonden met dood, wedergeboorte en groei;
het lange leven van de boom symboliseert de continuiteit. In de keltische
kunst wordt de Levensboom vaak als wilg voorgesteld. Twee gallische
Steenmonumenten uit de eerste eeuw tonen een wilg die door de houthakkersgod
Esus (de"goede Heer") geveld wordt. Esus' symbolische doden van de boom
bevordert de cyclus van dood en wedergeboorte voor de wilg. In de manuscripten
en Steenkruizen van het Christelijke Ierland, neemt de Levensboom (Boom
des Levens), onder invloed van de byzantijnse kunst, de vorm van verweven
wijnranken aan. Dit verbeeldt de
Opstanding en het Euwige leven van Jezus Christus..
Fantasierijke bladeren en bloemen
Bladeren,
bloemen en plantenmoetieven wervelen over elk oppervlak van keltische
voorwerpen in de La Tène Periode. Een grote groep objecten, in het
bijzonder helmen, broches en halskettingen werden met blad- en steelmotieven
gegraveerd. Volgens de Romeinse historicus Plinius de Oudere (23-79
na Christus) werden eiken en maretak in keltische rituelen gebruikt.
De gestileerde kunstvormen maken het moeilijk specifieke planten te
identificeren. Bloempatronen bleven in de Ierse Kunst van de 5e tot
de 12e eeuw bestaan. Geëmailleerde en filigrijn plantenmotieven
werden gebruikt in fijnmetaalbewerking voor kennelijk sacramentale
doeleinden, kunstzinnige bloem en bladmotieven werden ter versiering
van manuscripten gebruikt.

Het krijgersgezicht
Het hoofd als centrum van de persoon was een veelzeggend symbool
voor de Kelten. De kunstenaars uit deze tijd beeldden veel gezichten
af.
De staande krijger toonde vaak een hangende snorrebaard en zware
halsplooien. Klassieke bronnen vermelden dat de Keltische krijger
blond was, waarbij het haar met citroenwater nog bleker gemaakt
werd. Deze Mannen waren arrogant en oorlogszuchtig

Op
de vleugels van de goden
In het Middeleeuwse waldensische Mabinogi zingen
de vogels van Rhiannon, de heerseres van de andere wereld, moede helden
in slaap. Allerlei soorten vogels werden zo met de keltische goden
en godinnen in verband gebracht. Vredige en heilbrengende duiven kunnen
met de god Mars-Lenus, een heil brengende Godheid, in verband gebracht
zijn. Eine Gans (bekend om zijn agressie en in de keltische Symboliek
met slachten) vormt een wapen voor een krijgsgodin in Bretagne. De
kraai werd in verband gebracht met Badhbh, een godin van de dood.
Maar het sterkste vogelsymbool was waarschijnlijk de adelaar. Die
werd in verband gebracht met de zonnegod van de heidense keltische
rituelen, maar al in het vroege Christendom werd de adelaar het symbool
van de Evangelist Johannes.
De eindeloze knoop
De
eindeloze knoop kent geen begin en geen eide. Dit is kenmerkend voor
de keltische boekversiering. De oorsprong hiervan ligt in de vervlochten
motieven van de La Tène Kultuur die zijn bloeiteijd had van ca. 500
voor Christus tot de 1e eeuw na Christus. Daarna ontwikkelde zich
deze ingewikkelde knopen voornamelijk in Ierland, met een hoogtepunt
in de manuscripten van de 7e tot de 9e eeuw na Christus. Exquise Handwerkkunst
en zorgvuldige verwerking zorgden voor geniale knopen, die hele bladzijden
van Evangelien, Psalmen en andere religieuze werken bedekken. Voor
de vrome Iersche Schrijver was de eindeloze knoop een perfekte uitdrukking
van de onbeperktheid van God en van de oneindige veelvuldigheid van
de schepping.

De
Geest van de letters
Grote Hoofdletters aan het begin van een perikoop (initialen) geven
de mogelijkheid om alle kunstzinnigheid ruim baan te geven. Ze werden
met stralende kleuren en allerlei motieven versierd. Alleen al in
het Book of Kells zijn meer dan 2000 versierde initialen te vinden,
en elk ervan is uniek. Onbeschreven gedeelten werden ook versierd
met motieven en illustraties.
Het Kruis van het Leven
Het
karakteristieke Keltische Kruis ontwikkelde zich volgens sommigen
uit het Chi-Rho Symbool van het Christusmonogram. Anderen zien enkel
een eeuwigheidscirkel gecombineerd met het Christelike kruis. Sinds
de 8e eeuw worden Steenkruizen in deze vorm belangrijk voor de Ierse
kloosterlijke beeldhouwkunt.
Beeldhouwers vulden het hoofdkruis met gebogen motieven, vaak in elkaar
vervlechtte dierenfiguren.
Ierse Jaarboeken verwijzen vaak naar zulke kruizen onder de naam 'cross
an screaptra' ("Kruis van de Schrijver"), waarschijnlijk vanwege de
geschilderde Bijbelverhalen, hoewel het begrip cross aird ("high cross")
populairder was. In de loop van de tijd werd de ornamentirk steeds
verfijnder en bereikte zijn hoogtepunt in de spektakulaire Hoogkruizen
van de 10e eeuw met hun ingewikkeld geschilderden Evangelieverhalen.