|
|
|
De doelstelling van de Gemeentezang
3. De oecumenische visie: eredienst is lofprijzing (ere-dienst): Theologie
Liturgie Kring Liedboek
In De gemeente zingt (*1) wordt gesteld dat de eigenlijke bedoeling
van het lied 'belijden' is, al zal dat in zekere zin tot een verkondigen
kunnen worden.
(Belijden wordt veelal onder lofprijzing gerangschikt).
De theologie van het lied is voor het Liedboek der Kerken verwoord in
het Compendium, in werk van Frits Mehrtens en Evert Westra. (Eredienstvaardig?)
Calvijn was van mening dat de muziek voortdurend werd bedreigd door misbruik..
Deze angst brengt Calvijn ertoe om een scheiding aan te brengen tussen
het wereldlijk en het geestelijk lied....in de Institutio zegt hij: "Men
moet zich er zeer voor hoeden, dat niet het oor meer aandacht geeft aan
de melodie als het hart op de geestelijke betekenis van de woorden".
Op grond hiervan is het duidelijk, dat Calvijn zich angstvallig heeft
willen bepalen bij de éénstemmige kerkmuziek, die was immers
al gevaarlijk genoeg.
Wie zo denkt, weet echter niet wat Lofzang is, hij heeft nooit ervaren
hoe in de Lofzang tekst en melodie kunnen samenvloeien tot één
geheel. Sterker nog, dat dit lied samenvloeit met de mens-zelf en - aan
de andere zijde - met Hem, die wil plaats nemen op deze Lofzang.
Trouwens, wie kan dat: tijdens het zingen de geestelijke zin van de tekst
overwegen en tegelijk luisteren naar de melodie?
Bij het werkelijk zingen is er een directheid, die alle "overweging"
uitsluit.
Het is veeleer zo, dat ik pas aan de tekst toe kan komen, wanneer ik de
melodie beheers, wanneer die er "zpmaar" uitstroomt. Het lijkt
of bij Calvijn de noodlottige scheiding van Geest en Lichaam blijft bestaan.
Maar het is toch zó, dat een melodie geleerd moet worden, die moet
in het "vlees" komen; pas als de melodie gekènd is, heeft
de tekst kans méér te worden dan gesproken woord.(*2)
Het piëtistische opwekkingslied maakt gebruik van teksten, die in
het onbestemde gevoel terecht moeten komen. Men kan zingen "kom tot
uw Heiland, toef langer niet", maar men zegt niet hoè je komen
moet, hoè je die weg vindt. Het Schriftgezang echter levert
een gebedstekst, reikt de mens het woord, dat de regelrechte verbinding
is naar God. Of de mens die brug vervolgens zal willen gebruiken,
dat moet hij weten! De Here God liet zijn schepsel vrij, wij kunnen dus
echt niet minder! (*3)
In zeeland, bij de ramp, hebben mensen de dood over zich laten komen onder
het zingen van Psalm 150 of 68:10.(*4)
In de lofzang accepteren wij de relatie, die God met ons aangegaan is,
wij zeggen daarin jà op de communicatie, die Hij met ons hebben
wil. hij wil ons alleen, wanneer wij ons geven met hart, ziel en verstand.
En deze drie elementen, die bij ons altijd strijden om de voorrang, smelten
alléén samen, worden alléén een éénheid,
in de Lofzang. (*5)
Lofzegging
Dr K.H. Miskotte (*6): Nu we op de weg-van-het gebed gekomen zijn tot
het jubelen van de schare, die in de voorhoven ingaat om de ganse mensheid
te representeren, nu het lied wijder en wijder om zich heen grijpr, nu
is het ogenblik daar, even òm te zien en te aanschouwen dat al
het voorgaande, zonder mindering van zijn zelfstandige waarde, toch hier
in de gemeente, in het aanbiddende lied zijn volle klank vindt en zijn
kroon; ' zie, hoe goed en liefelijk is het, dat broeders van hetzelfde
huis ook samenwonen', niet om hun belevenissen uit te wisselen, maar om
sámen te betuigen, wat ieder weet, om samen te weten, wat ieder
op zijn wijze bij tijd en wijle zeer klaar kan betuigen: dat alles, alles
onzin is, tenzij eenmaal alles wat ademt den Here kan loven. is er iets
ter wereld meer aangrijpend dan de samenkomst der gemeente? in deze wereld,
die niet weet wat ze is, wat ze wil, wat ze moet, die alle kanten uitkan
langs duizend wegen in dezelfde bekommerde of gemoedelijke wanhopigheid
belandend? één kerktoren in het landschap, een lied waaiend
uit de portalen over het plein, slaand of strelend langs onze verdoofde
oren, een vaag geluid, die op geen interesse uit is, die van verre te
horen is als een kinderlied en als 'een stem van vele wateren', zonder
doel; een verheffing van het hart, dat, als in begeleiding van de laatste
bazuin, het axioma van het menswaardig bestaan, de vooronderstelling van
alke houdbare blijdschap uitzegt; een schare uit alle stand en partij
en kring, die wereldbeschouwing en levenshouding, ontwerpen en programma's
ziet versmelten (p. 72) in Gods afgrondelijk licht, het heilige Magnificat
der eenvoudigen, die 'alles', die het wezenlijke weten - wat is daarmee
te vergelijken? Terugziende (terwijl die zang ons omgeeft en op haar golven
ons meedraagt) op de dank, de biecht, de gelofte, het vragen en het groeien
der kennis, op de aanbidding en de persoonlijke lofzegging zien we voor
ogen, horen met onze oren dat dit alles nu thuis-gebracht, hier in 'het
heiligdom', waar 't volk vergaderd is'.
Hoe is een volk, een groep, een gezin gezegend, bij wie de laatste zingeving
van het leven gezocht wordt in de lof Gods. ..........
......, loven is voor de mens de eigenlijke wijze van bestaan; loven en
niet-loven staan tot elkaar als levend-zijn en aan-de-dood-vervallen-zijn.
Van geslacht tot geslacht 'sproeien ' (Ps 145:4) als fonteinen de hymnen
der gemeente. ... Wat de gemeente doet, staat parallel met wat de engelen
doen en waartoe deze, vermetel genoeg, door de aardse gemeente worden
aangemaand en aangemoedigd (Ps 103:20)
p. 73. de liturgie der kerk. We brengen er niet alleen onze eigen lofzegging
heen, we ontvangen ook ons deel aan de lofzingende vreugde der gemeente,
we worden aangespoord om dit te zien als het einde en de zin van de weg-van-het
-gebed, we mogen de 'verheffing van het aangezicht' aannemen, de eer,
die ons gewordt, te mogen deelnemen aan wat het hoogste gebeuren op aarde
is.
-(*1)De gemeente zingt, handreiking voor de zang der gemeente aan gemeenteleden,
predikanten, cantor-organisten, koorleden, kerkeraden en kerkvoogden door
de commissie voor de kerkmuziek uit de raad voor de eredienst der Nederlandse
Hervormde Kerk, 2e druk 1968 (1e 1961) p. 10.
-(*2,3,4,5) Frits Mehrtens, Kerk en muziek, 's Gravenhage 2e druk 1961,
p. 59; 81, 32 34,
-*(6) Dr K.H. Miskotte, De weg van het gebed, 's Gravenhage 1965, p.
71 v.
|
|
|