|
| |
Van materialisme genezen
door
Kyriacos C. Markides Toen ik in de beginjaren zestig in Amerika aankwam
voor mijn hogere studies, bracht ik een naief christelijk geloof mee. Het was
een geloof in de christelijke godsdienst, de kerk en de God van mijn voorouders.
Het was een als vanzelfsprekend aangenomen geloof, gebaseerd op een opvoeding
binnen een geisoleerd en homogeen gebied van de oosterse-orthodoxie, de overheersende
godsdienst op Cyprus. In het cosmopolitische en multiculturele Amerika, waar godsdienst
meer een kwestie van keuze is dan van voorbestemming, viel die simpele geruststellende
geloofszekerheid aan diggelen. Tot agnost geseculariseerd Na tien
jaren studie in de sociale antropologie was ik van gelovige veranderd in agnost.
Ik was, evenals de meeste van mijn medestudenten, tot de conclusie gekomen
dat godsdienst tenslotte een schepping was van de maatschappij. Ik beschouwde
het als vanzelfsprekend dat de maatschappij de goden voortbracht, en niet andersom.
De maatschappij schiep haar goden die ze voor haar eigen voortbestaan nodig
had. Op z'n slechtst conserveerde de godsdienst de onrechtmatige klassenverschillen
door de blik van de mensen van de werkelijkheid van verdrukking en onrecht af
te wenden en te richten op de gefantaseerde redding in een op luchtkastelen
gebouwd hiernamaals. Op z'n best hielp het de mensen opgewassen te zijn tegen
hun persoonlijke moeilijkheden, een bruikbaar collectief waanidee ter handhaving
van sociale stabiliteit en orde. Wanneer dan ook de gelovigen van allerlei
godsdiensten neerknielen om eer te bewijzen aan hun goden, dan vereren zij in
werkelijkheid onbewust hun samenleving. Het was een sterk onweerlegbaar inzicht
afkomstig uit de pen van de machtigste intellectuelen van de moderne sociale wijsbegeerte
en sociologie. Tegen de tijd dat ik mijn studies afrondde, had ik mij zonder
het goed te beseffen deze toonaangevende wereldvisie binnen de moderne academische
cultuur eigen gemaakt: godsdienst, in het bijzonder de traditionele godsdienst,
die gelooft in een persoonlijke God, was iets van het verleden, een overblijfsel
van de middeleeuwen en gedoemd om uiteindelijk in vergetelheid te raken. Ik
was geen overgelukkig agnost. In feite was het voor mij buitengewoon pijnlijk
om als een van de eerste consequenties van de nihilistische theologie van de dood-van-God
te moeten overwegen: 'Als God niet bestaat dan mag alles.' Maar het intellectuele
universum waarin ik mij bevond, bood mij praktisch geen alternatief. Een zichzelf
respecterend geleerde kon niets aanvangen met onbewijsbare begrippen over het
hiernamaals, geestelijke wezens, engelen en boze geesten en dat soort zaken. Dat
waren dingen van ongeletterde mensen en van lieve en simpele tantes, die ik achter
mij had gelaten op Cyprus. Voor een geletterd man van de wereld, voor een socioloog,
was de enige werkelijke wereld die van de harde feiten, die van het concrete fysische
universum, en die van het gewone bewustzijn. Alle veronderstellingen aangaande
het hiernamaals waren fantasieen, waanideeen of gewoon 'geloof'. Alles wat
ik overhield van het geloof van mijn jeugd was uitsluitend van culturele aard.
Het was het restant van mijn esthetische waardering van de gezangen en liturgische
diensten, in mijn geest vastgelegd sedert mijn kinderjaren. Gods- dienst werd
voor mij enkel iets dat iemands persoonlijke identiteit aangaf. Ik bleef over
mijzelf denken als een grieksorthodox, maar dan een vrijzinnige grieks-orthodox,
in dezelfde zin als een niet-praktiserende jood een jood en een niet-praktiserende
arabier een arabier bleef. Daardoor zou een relatie met christelijke monniken
en kluizenaars -het onderwerp van dit boekl- gedurende mijn agnostische levensfase
volstrekt onmogelijk zijn geweest. Mijn geest stond niet open voor de mogelijkheid
dat er buiten de parameters van de rationele academische cultuur wijsheid en waarden
zouden bestaan. Op z'n best was ik gedurende mijn agnostische tijd geneigd om
zulke mensen te zien als levende museumstukken uit een lang voorbije wereld.
Op z'n slechtst zou ik de levenswijze van monniken en kluizenaars in psychopathologische
termen hebben verklaard als een vorm van vlucht die geen enkel belang had voor
de postmoderne tijd. Daarmee had het hele fenomeen van het monnikendom afgedaan.
Dat er oudvaders waren die, juist op grond van hun stille kluizenaarsbestaan
van harde persoonlijke strijd en geestelijke oefening, bezitters waren van authentieke
geestelijke wijsheid, was voor mij in die tijd een volstrekt ontoegankelijk idee. Ontmaskering
van het materialistisch bijgeloof Maar de Voorzienigheid gaat langs mysterieuze
wegen te werk. In 1972 kwam ik op de universiteit van Main terecht om mijn
loopbaan te beginnen als assistent-professor sociale antropologie. Dit was het
begin van mijn bevrijding uit het wetenschappelijk materialisme en agnosticisme.
Mijn 'bevrijding' begon onder invloed van een collega, die mij confronteerde met
de wereld van het Oosten en de traditie van de Indische yogi's. Behalve de controversiele
boeken van Carlos Castaneda en de geschriften van Alan Watts, Helena Blavatsky,
Rudolf Steiner, en Georges Gurdjieff, maakten ook de werken van de indische
wijzen als Paramahansa Yogananda en Jiddu Krishnamurti een aantal jaren deel
uit van mijn gewone geestelijk menu. Dezelfde collega introduceerde mij in de
transcendentele meditatie (TM), door de yogi Maharishi Mahesh naar Amerika
geimporteerd tijdens de turbulente jaren zestig. Gedurende ruim zeven jaar praktiseerde
ik braaf TM op zoek naar 'kosmisch bewustzijn' en diepe ontspanning. Het
mediteren, het lezen van boeken over oosterse religies en van wetenschappelijk
werk als dat van Fritjof Capra en anderen op het raakvlak van moderne wetenschap
en mystiek leidde er geleidelijk toe dat ik stilletjes wegkwam uit mijn staat
van ongeloof. Het werd mij steeds duidelijker dat de secularistische vooronderstellingen
aangaande de werkelijkheid, die tijdens mijn universitaire opleiding toonaangevend
waren, in feite een grote illusie waren, een materialistisch bijgeloof dat de
westerse ideeen de laatste driehonderd jaar had doen vastlopen en gevangen hield.
Het was een destructief bijgeloof dat gevoelige westerse intellectuelen bij
drommen tot existentiele wanhoop bracht, en in sommige gevallen tot suicide
en krankzinnigheid. De bewustwording van dit blabla van het wetenschappelijk materialisme
had een enorm bevrijdend effect voor mij. Een beslissende episode in mijn
leven, die mij bevrijdde van het laatste wat mij bond aan het agnosticisme, was
mijn ontmoeting met een indrukwekkend genezer en mysticus, die bekend staat
als 'Daskalos'. Hij was een 66 jaar oude hel- derziende en leraar in esoterie,
die ik in 1979 ontmoette gedurende een reis naar Cyprus om er veldwerk te doen.
Mijn academische wereldvisie werd zo uitgedaagd door deze flamboyante westerse
'sjamaari , dat ik een sociologisch pro- ject waar ik aan werkte tijdelijk
opzijzette om studie te maken van hem en de kringen van zijn volgelingen. De volgende
tien jaar deed ik veldonderzoek en schreef ik over de buitengewone wereld van
deze genezers.2 Het was een wereld van wonderen, uittredingen-uit-het-lichaam,
psychische verschijnselen van allerlei soort, duiveluitdrijvingen, en bizarre
genezingskunsten, die ik niet zou kunnen verklaren aan de hand van de conventionele
logica. Hoe kon ik verstandelijk de genezing verklaren van een verlamde vrouw,
die door specialisten van zowel Cyprus als Israel ongeneeslijk was verklaard?
De genezing vond plaats voor mijn eigen ogen en werd tot stand gebracht door Daskalos,
die alleen maar gedurende een half uur haar rug streek. Nieuwe rontgenfoto's,
genomen onmiddellijk na de behandeling, toonden een volmaakt normale ruggengraat,
terwijl daarmee vergeleken de foto's van een week eerder een ontwrichte en
beschadigde ruggengraat toonden. Of, een ander geval, hoe kon ik verklaren
dat deze genezer nauwkeurig de medische diagnose stelde van de toestand van een
vrouw die in New York woonde door enkel met gesloten ogen haar foto aan te
raken, terwijl haar dokters niet in staat waren vast te stellen wat zij mankeerde?
Dergelijke dingen waren routineaangelegenheden gedurende de tien jaar dat ik veld- onderzoek
deed onder deze psychische genezers en mystici. Toen ontdekte ik dat onderzoekers
in andere delen van de wereld verslag deden van soortgelijke ervaringen en waar- nemingen.
Ontmoetingen met antropologen als Michael Harner van de Nieuwe school van sociologisch
onderzoek, die sjamanen bestudeerde en soortgelijke verschijnselen bevestigde,
versterkten mijn vermoeden dat mijn eigen waarnemingen geen persoonlijke waanideeen
waren. Werelden buiten de vijf zintuigen en het rationele bewustzijn Op basis
van mijn onderzoek met Daskalos en zijn toenter- tijd naaste medewerker Kostas,
kwam ik tot de conclusie dat menselijke wezens over sluimerende bekwaamheden be- schikken
die buiten de vijf zintuigen liggen en dat de geest niet begrensd is binnen de
hersenen. En bovendien was ik gaan begrijpen dat er ook bewustzijnsniveaus
bestaan buiten het rationele bewustzijn. Ik besefte dat er trans-rationele bewustzijnsniveaus
bestaan waar mystici van alle tradities de hele geschiedenis door over hebben
gesproken. En ook dat wat wij dood noemen niets anders is dan een ander begin,
een overgang naar een ander niveau van leven en bestaan. De mystici van Cyprus
gaven onderricht in een goed ge'integreerd 'christocentrisch' systeem van mystieke
filosofie dat appelleerde aan mijn rationalistische aanleg en training maar
dat mijn geest ook opende voor de mogelijk- heid van andere werelden, ver voorbij
de wereld van de grove materie en het gewone rationele bewustzijn. Het deed deugd
zulk een spirituele kosmologie binnen mijn eigen culturele traditie te ontdekken. De
belangstelling die mijn eigen boeken wekten voor de mystici van Cyprus, boden
aanvullende steun voor mijn nieuw verstaan van de werkelijkheid. Sinds de
trilogie 3 van mijn tien jaar durend avontuur uit is, hebben talloze indivi- duele
mensen over de hele wereld contact met mij gezocht om in vertrouwen mee te delen
dat ook zij leefden in de bui- tengewone wereld van de Cypriotische genezers
en mystici, zoals beschreven in mijn boeken. Op deze manier realiseer- de ik
mij geleidelijk dat grote aantallen mensen, zowel in de Verenigde staten als elders,
een dubbel leven leiden. Zij leven hun gewone daagse leven, terwijl zij mystieke
ervaringen ondergaan die zij niet durven openbaren uit vrees te worden geetiketteerd
als geestesziek. Zulke mensen, zo haast ik me eraan toe te voegen, worden gevonden
in alle lagen van de samenleving, ook in de academische wereld, zoals gedragspsychologen,
sociologen, natuurkundigen, en biologen. Ik ontdekte tot mijn verbazing dat er
een paracultuur bestond die geleerden, vanwege hun diep ingeslepen materialistische
vooroordelen, niet hebben opgemerkt. De mystici van Cyprus hebben mij mijn
agnosticisme en mijn wetenschappelijk materialisme helpen overwinnen, maar
ze speelden nauwelijks enige rol om mijn negatieve houding jegens de kerkelijke
godsdienst te doorbreken. Inte- gendeel, ik beschouwde het als vanzelfsprekend
dat authentieke spiritualiteit alleen kon opbloeien buiten de begrenzin- gen
van de gevestigde godsdienst. Ik beschouwde het als vanzelfsprekend dat kerkelijke
godsdienst onvermijdelijk godsdienstige corruptie meebracht. In de godsdienstgeschiedenis
kon ik volop stof vinden die aan zo'n mening voedsel gaf. Zoals de meeste
westerse academici associeerde ik de vertegenwoordigers van de geinstitutionaliseerde
godsdienst, zoal niet met bekrompenheid, intolerantie en corruptie, dan toch
met alles wat irrelevant is. Voordat ik kort geleden een paar buitengewone
christelijke monniken en kluizenaars ontmoette, had ik in levenden lijve nooit
kennis gemaakt met clerici die me geestelijk of intellectueel hadden geinspireerd.
In mijn ogen leek de geestelijke hierarchie, op een paar uitzonderingen na,
intellectueel geen enkele relevante inbreng te hebben. De kerkelijke godsdienst
had, dacht ik, vandaag weinig te bieden aan de rusteloze maar serieuze zoekers
naar kennis van de ziel. In die tijd kon ik een voor- aanstaand bijbelgeleerde
die klaagde dat de 'christenheid in het Westen bloedarm is en op sterven na dood'
alleen maar bijvallen. Toen ik mij eenmaal bevrijd had uit de boeien
van het agnosticisme en het wetenschappelijk materialisme, wilde ik me serieus
gaan toeleggen op het contemplatieve leven om te komen tot innerlijke omvorming
en persoonlijke ervaring. Ik veronderstelde dat ik daar dan methodes voor
moest zien te vinden zoals gepraktiseerd door de mystiek begaafde leken die
ik"had bestudeerd of door yogi's uit India, bij voorkeur onder leiding van
een meester. Meer romantisch uitgedrukt: moest ik niet een reis 'naar het
verre Oosten ondernemen en gaan zitten aan de voeten van 'verlichte goeroes',
die hun wijsheid schenken vanaf de bergtoppen van hun Himalaya? Mystieke
ervaring binnen kerkelijk christendom? Dat ik innerlijk anders kwam te staan
tegenover kerkelijke godsdienst kwam door toedoen van een uitnodiging om mee
op pelgrimstocht te gaan. Een vriend van me, een zakenman uit Cyprus, die zich
interesseerde voor christe- lijke spiritualiteit, vroeg mij om in de lente
van 1991 met hem mee op reis te gaan naar de berg Athos. Daar op die heilige
Berg, een ontoegankelijk schiereiland in Noord-Griekenland van ongeveer 30 mijlen
lang bij 10 mijlen breedte, zouden we 'levende heiligen ontmoeten die de liefde
van Christus uitstralen'. Hun gebeden, verzekerde hij, veroorzaken wonderen
en hun aura's zijn als schijnende zonnen. Geintrigeerd nam ik zijn uitnodiging
aan, en mijn leven en werk veranderden opnieuw vanaf het moment dat ik vader
Maximos ontmoette. Gedurende de komende jaren werd deze buitengewone en charismatische
monnik mijn mentor, leraar en sleutelfiguur, die mij over de christelijke spiritualiteit
onderrichtte zoals die was blijven bestaan op de 'Berg van de stilte'. Na
het agnosticisme, na de transcendente meditatie, en na de filosofische doorbraken
van mijn langdurige relatie met de lekenmystici en genezers van Cyprus, was
ik klaar voor een avontuur met de mystieke ervaringstraditie van het ker- kelijk
christendom, die was blijven leven in een paar oude kloosters, en die in het Westen
en voor de hoofdstroom van de christenheid vrijwel onbekend was gebleven.
Daar op de berg Athos, sinds de negende eeuw als een toevluchtsoord voorbehouden
aan kluizenaars en monniken, kwam ik in contact met een andere christenheid. Zoals
mijn vriend mij had beloofd en door bemiddeling van mijn leidsman vader Maximos,
was ik in staat kluizenaars te ontmoeten die beschouwd worden als heiligen,
die leefden op afgelegen plekken van het schiereiland, onbekend en ongenaakbaar
voor de toevallige bezoeker. Zij leken mij inderdaad op christelijke yogi's,
het soort dat westerlingen in de ashrams van India zoeken. Ik realiseerde
mij dat de spiritualiteit die ik op de berg Athos ontmoette met heel zijn duizendjarige
historie alle waarmerken had, en misschien nog meer, dan wat men zocht in
de Vedas en Upanishads van India. 'De berg Athos', zei ik tegen mijn reisgezel
toen we van dat eerste bezoek van het eiland wegvoeren, 'is als een christelijk
equivalent van Tibet.' Met ingang van mijn boek Riding with the Lion' begon
ik mijn onderzoeksveld te verbreden. Na de formidabele wereld van Daskalos
en Kostas begon ik nu de mystieke kerkelijke traditie van het christendom te verkennen.
Tot mijn verbazing ontdekte ik dat de spirituele praktijken en psycho-technologieen
die we in India en Tibet zoeken, ook present zijn in het hartje van de christelijke
traditie, zoals die sinds de vroege eeuwen van onze jaartelling bewaard wordt
in de aan de rotsen hangende kloosters en kluizenarijen op de berg Athos. Toch
zijn kerken van allerlei denomi- naties en theologen uit het Westen zich nauwelijks
bewust van de mystieke wijsheid die nog steeds bloeit in sommige van deze
monastieke communiteiten. Toen ik bij mijn terugkeer in Amerika op de universiteit
tegenover mijn vrienden en collega's te kennen gaf dat ik van plan was de
handel en wandel van de christelijke monniken en kluizenaars in mijn onderzoek
te betrekken, reali- seerde ik me dat ik me nader moest verklaren. Monniken
en kluizenaars hebben een dubieuze reputatie in de westerse cultuur, zowel
in de academische wereld als onder het grote publiek. In onze post-Freudiaanse
en op genot gerichte tijd staat de levensstijl van kluizenaars haaks op de
moderne mentaliteit. Deze levensstijl wordt vaak gelijkgesteld met lichamelijke
versterving, seksuele onderdrukking, zelfs sadomasochisme, om niet te spreken
van misogynie en de onheilige Inquisitie. Het is een zware culturele bagage.
Gek genoeg is er niet zo'n vooroordeel aangaande de monniken uit het Oosten
die de kusten van Amerika aandoen. Toen ik onlangs op een conferentie in Montreal
sprak over mijn ervaringen op de berg Athos, vroeg een afro-amerikaanse schrijfster,
Luisa Teish, mij of de monniken enige reiniging hadden verricht rond hun kluizenarijen
met het oog op de miljoenen vrouwen die er als heksen waren ver- brand. Dr.
John Rossner, een anglicaans bisschop en professor in vergelijkende godsdienstwetenschap,
maakte een ant- woord van mij overbodig door voor mij in de bres te springen.
Hij verklaarde voor het gehoor dat er in de Oosterse christenheid helemaal
geen Inquisitie is geweest. Dr. Teish was verbluft en blij dit te horen. 'De monniken
van de Athos verantwoordelijk stellen voor de Inquisitie', voegde ik eraan
toe, 'is even absurd als de Dalai Lama en andere boeddhistische en hindoeistische
monniken de schuld geven van de gruwelijke episodes van de westerse geschiedenis.' De
Athostraditie waarmee ik in contact was gekomen, vulde een kloof in mijn zoektocht.
Wat zo ontwapenend was voor een pelgrim, was niet alleen het rijke gevoel
van de agape, de zelfloze altruistische liefde die de Heilige berg zo volledig
doordringt, maar ook de kracht van zijn artistieke uitdrukking, die de bezoeker
op een diep niveau, in zijn hart namelijk, raakt. De zang van geestelijke
poezie in byzantijns grieks gedurende de lange gebedsdiensten was een gestaag
emotioneel hoogtepunt dat me de kracht van kunst en muziek deed beseffen in het
menselijke avontuur om God te vinden. Die zang was een vorm van mediterend
bidden, die mij in het diepst van mijn gemoed trof met vrede en rust, die
ik in geen enkele andere vorm van meditatie had gevoeld. De berg Athos was
evenwel niet enkel een emotioneel en spiritueel hoogtepunt. Het was ook een intellectuele
uitda- ging. De prikkelende belangstelling van vrienden daagde mij uit tot
helderheid te komen inzake vragen die mij de komende maanden en jaren bezig
zouden houden. Wat zijn de diepste eigenschappen van de spiritualiteit van de
Athos, zoals die tot ontwikkeling was gekomen in de oude kloosters en kluizenarijen
en daar eeuwenlang was bewaard? Waarom hebben de westerse geleerden in feite
deze ervaringsvorm van mystiek christendom ontkend toen grote aantallen westerlingen
hun starende blik richtten op hindoeisme en boeddhisme? Wat heeft de berg Athos
vandaag de westerse wereld te bieden wat niet voorhanden is binnen de hoofdstroming
van de kerken? Drie toegangswegen tot de werkelijkheid Mijn bedoeling
was op zeker moment terug te keren naar het verafgelegen Athos om met behulp van
vader Maximos antwoorden te vinden op deze vragen. Intussen las ik het nodige
en praatte ik veel met mijn naasten en met collega's. Tijdens deze gesprekken
op de campus van de universiteitbegon ik helder te zien wat de berg Athos, de
monastieke republiek van zowat 2000 monniken en kluizenaars, zou kunnen betekenen
voor de hedendaagse samenleving. Op een van die wandelingen, terwijl de
zon achter de bossen verdween, ontvouwde ik tegenover mijn gespreksge- noot
enkele van mijn theoretische gedachten en overpeinzingen over wat ik beschouwde
als de mogelijke betekenis die de berg Athos voor de moderne wereld heeft.
Pitirim Sorokin, de vroegere socioloog van Havard, en Ken Wilber, een van
de moderne transpersonele denkers, zeggen dat we de werkelijkheid op drie manieren
kunnen kennen: door het 'oog van onze zintuigeri (empirische wetenschappen),
door het 'oog van de rede' (filosofie, logica, mathematica), en door het 'oog
van de contemplatie' (de stelselmatige en trouwe spirituele oefening om de intuitieve
en spirituele faculteiten van het zelf vrij te maken). Dit zijn drie verschillende
en aparte benaderingen van de werkelijkheid met ieder zijn eigen geldige en
onderscheiden domeinen, wetmatigheden, en karakteristieken, die niet kunnen worden
herleid tot een van de andere. Het zijn wijzen van kennen sui generis, werkelijkheden
in zichzelf. Een 'integrale' bena- dering van de Waarheid, zoals Pitirim Sorokin
altijd benadrukte, vooronderstelt erkenning en cultivering van alle drie de
'ogeri op basis van gelijkwaardigheid. Wat nu in de geschiedenis van het
Westen had plaatsgevonden, was dat een benadering vaak de andere twee domeinen
was gaan overheersen, zich daar had opgedrongen en de ander had verdrongen. Toen
het Westen zich zodanig ontwikkelde dat 'het oog van de contemplatie' werd
verdreven als gewettigde weg om tot kennis te komen, werden degenen die zich
daar met heel hun leven op toelegden, gemarginaliseerd of zelfs belasterd, soms
zelfs ver- volgd. Alle kennis werd zodoende gereduceerd tot het 'oog van de
zintuigeri . In de oosterse beschavingen evenwel, zoals in die van Tibet,
bleef het 'oog van de contemplatie' in ere en werd het door ontgoochelde dichters
en schrijvers sedert de negentiende eeuw herontdekt alsook door hedendaagse
aanhangers van 'new age' op zoek naar authentieke spiritualiteit. Op
haar stille manier heeft ook de berg Athos 'het contemplatieve oog' bewaard, terwijl
het overal elders binnen de westerse beschaving werd verdrongen. Dit leidt tot
de conclusie dat het klassieke Griekenland aan de wereld voor- namelijk een
methode heeft geboden om het 'oog van de geest' (de filosofie, logica, rationaliteit)
te cultiveren en tot ontwikkeling te brengen. Op soortgelijke wijze heeft
West-Europa vooral bijgedragen om het 'oog van de zintuigeri (de empirische
wetenschappen) tot ontwikkeling te brengen. Zo is op zijn beurt de berg Athos
als een cultureel reservaat van het gevallen Oost-Romeinse rijk, bekend als
Byzantium, nog steeds een bijdrage blijven leveren om het 'oog van de beschouwing'
te ontwikkelen en de spirituele traditie van de westerse beschaving te herstellen.
De Athos zou kunnen bij- dragen aan de ontwikkeling van een 'integrale' benadering
van de Waarheid. Terwijl ik over deze ideeen discussieerde, kwam ik tot
het besef dat de berg Athos het antwoord zou kunnen hebben op de vraag `waarom
het christendom zoals wij dat in het Westen hebben leren kennen, zo bloedarm is
en op sterven na dood'. Bijgevolg kan de berg Athos in staat zijn om de christenheid
wat nieuw leven in te blazen met een vitaliteit die het zo schreeuwend hard
nodig heeft. 1. The Mountain of Silence: A Search for
Orthodox Spirituality. New York, Doubleday 2002 (Random House). ISBN 0385
500920.
2. Kyriacos C. Markides, The Magus of Strovolos: The Extraordinary
World of a Spiritual Healer. New York, Arkana 1985. Homage to the Sun: The
Wisdom of the Magus of Strovolos. New York, Arkana 1987. Fire in the Heart:
Healers, Sages, and Mystics. New York, Arkana 1991. 3. zie noot 2 4.
Riding with the Lion: In Search of Mystical Christianity. New York, Arkana 1996.
| | |