NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw




Beknopte Geschiedenis van de Christelijke Meditatie 1

Inhoud

 

Meditatie in de Bijbel

De Bijbel roept op om te mediteren. In Jozua 1:8, geeft God zijn volk opdracht om dag en nacht over zijn woord te mediteren om gehoorzaam te zijn. De psalmdichter prijst gelukkig wie " vreugde vindt in de wet van de HEER en zich verdiept in (mediteert) zijn wet, dag en nacht." (Psalm 1:2). Mediteren komt zo'n twintig keer in de bijbel voor. Het stamt van het Latijnse meditari, dat in de antieke cultuur het woord was voor militaire oefening en training. In de Vulgaat, de Latijnse bijbelvertaling, is het een vertaling van het hebreeuwse hgh, dat een herhaaldelijk half luid lezen van Gods Woord aanduidt, murmelen, zoals in Jozua 1:8 en Psalm 1:2. Het was toen gebruikelijk de heilige teksten halfluid te mompelen en door continue herhaling uit het hoofd te leren. Hgh wordt ook vertaald met ruminare, herkauwen. In het Grieks werd het vertaald met meletao (zorg dragen voor, aandacht wijden aan, koesteren, behartigen). In het Nederlands is de vertaling vaak zoiets als overpeinzen.
Meer dan het verstand was bij meditari betrokken: bijv. de adem, de mond, de tong, het verstand, het geheugen, het hart.
De joodse mondelinge traditie, waarin de heilige teksten herhaaldelijk gelezen werden met het oog op eigen vragen, is model geworden voor de christelijke persoonlijke overweging van de bijbeltekst. Deze geestelijke lezing maakte ruim gebruik van de allegorische uitleg, zoals die met name in Alexandrie geleerd werd door Clemens van Alexandrie en Origenes, in navolging van joodse leraren zoals Philo.
Christelijke meditatie putte vooral uit de bijbel en was vaak het biddend overwegen van bijbelteksten. Jezus leerde zijn discipelen het Onzevader bidden. Dit staat centraal in de christelijke gebedspraktijk werd theologisch, meditatief en mystiek overwogen. Daarnaast hadden (en hebben) de Psalmen een fundamentele betekenis voor het christelijke gebed. Hoewel Jezus zei dat men tot God deVader moest bidden, in zijn naam, werd het gebruikelijk om tot Jezus zelf te bidden. Daarbij speelde het gebed van de blinde Bartimeus (zie Marcus 10: 48) (aangepaste) een grote rol: `Heer Jezus, Zoon van God, ontferm u over mij zondaar'. Dit 'Jezusgebed', dat woestijnkluizenaars en oostersorthodoxe christenen veel gebruik(t)en, is een mantragebed, de eindeloze herhaling van een gebedstekst. Het doel is om het rationele denken tot zwijgen te brengen en het hart te openen voor de aanwezigheid van Christus. Het gezamenlijk, liturgisch gebed speelde ook een belangrijke rol. Net als in de joodse traditie van driemaal daags bidden, werd het in de christelijke kerken gewoonte om een geregeld getijdengebed te bidden. Daarbij werden psalmen gereciteerd en christelijke hymnen gezongen. De kloosters speelden hierbij een grote rol. Vanaf de vierde eeuw trokken christenen zich terug in de woestijn van Syrie, Palestina en Egypte waar ze als kluizenaars of samen in een kloostergemeenschap leefden.

Origenes

Een belangrijke geestelijk leider van deze kluizenaars was Origenes, die van 185-254 leefde en de catechetenschool in Alexandrie leidde (later in Caesarea waar hij bij een vervolging gemarteld werd). Hij schreef over het gebed en pleitte voor staande bidden, met opgeheven handen, of, desnoods, zittend, liggend of geknield. Hij gaf als aanwijzing dat men daarbij het hoofd leeg moest maken van alle andere gedachten. Hij bepleitte een gewijde plek thuis om te bidden, gericht op het oosten, en vasten, aalmoezen geven en het doen van gerechtigheid. Op die manier kon het leven `een groot, ononderbroken gebed' zijn. Het bijbellezen en bidden moest minstens driemaal daags gedaan dient te worden. Hij pleit ervoor niet zozeer om aardse dingen bidden: `De voorkeur moet gegeven worden aan ervaringen die optreden door het verheffen van de ziel tot God, gepaard met zelfonderzoek, boven de zichtbare weldaden die de bidders hier en nu te beurt vallen' en moedigt aan het gebed te beginnen door eerst God te loven, dan te danken voor zijn weldaden, en vervolgens om vergeving voor zonden te vragen en om grote en hemelse dingen te bidden om vervolgens het gebed af te sluiten met het verheerlijken van God.
Bij de kluizenaars in de woestijn was meditatie en gebed één, zij reciteerden zij voor zichzelf de gebeden, te weten de Psalmen, het Onzevader en het Jezusgebed terwijl zij handwerk verrichtten. Zij probeerden Paulus' gebod: `Bidt onophoudelijk' (1Thess. 5, 17) uit te voeren. Zij kenden eerst naast dit gebed alleen het morgen- en avondgebed en de nachtwake. De lezing van de heilige Schrift deden zij biddend en leerden grote stukken uit het hoofd. De hele dag door prevelden zij gebeden en noemden dat meditari (Latijn) of (Grieks) meletao.

Cassianus

Cassianus, (365-435) beschrijft hoe de woestijnmonniken leven en denken. Hij gebruikt het woord meditari voor het persoonlijke, ononderbroken gebed: Tijdens het werk `reciteert men uit het hoofd een psalm of een schrifttekst: zo krijgen intriges en boze raadgevingen, ja zelfs ijdele gesprekken, geen enkele kans of gelegenheid, en mond en hart wijden zich samen zonder ophouden aan geestelijke meditatie'.
Hij noemt ook stille overweging: `Het betreft het louter inwendig, woordeloos met God bezig zijn, dat dikwijls opklimt tot een eenvoudig "zijn" voor God, bij God, met God.' Hij verhaald een gesprek met abt Isaak, die dit een `gebed van vuur' dat alle andere vormen van gebed in zich opneemt noemt: `Het gebeurt echter dat de geest die tot die waarachtige staat van zuiverheid is gekomen en erin geworteld raakt, al deze vormen van gebed tegelijk opvat. Als een ongrijpbare en alles grijpende vlam vliegt hij van de ene naar de andere; hij stort zich uit bij God in onuitsprekelijke gebeden van zuivere kracht, gebeden die de Geest voor ons buiten ons weten met onuitsprekelijke verzuchtingen opzendt tot God. In dat ene ogenblik vat hij zoveel op, en laat het stromen in een onzegbaar gebed, als hij op een ander ogenblik met onder woorden zou kunnen brengen of zelfs maar inwendig zich herinneren.' ...`Dit gaat alle menselijk voelen te boven; er is geen enkel stemgeluid of beweging van de tong of uitspraak van woorden meer te onderscheiden. De geest drukt her niet uit in enge, menselijke bewoording, maar door een hemels licht overstraald, in een totale concentratie, laat hij het stromen als een overrijke bron en stort het uit voor God op een onuitsprekelijke manier'..... `Dikwijls brengt de geest de weldadige vruchten van een vurig gebed voort in onuitsprekelijke vreugde en blijdschap, zozeer dat hij zelfs kreten doet slaken van onverdraaglijke, onmetelijke blijdschap en dat de vreugde van het hart en de grote jubel doordringen tot in de cel van de buurman. Soms echter wordt de ziel gehuld in het geheim van een grote stilte en een diep zwijgen: de plotselinge verlichting doet dan de stem totaal verstommen, de geest geraakt in verrukking, alle gevoelens houdt hij in of geeft hij geheel op en in onuitsprekelijke verzuchtingen stort hij zijn verlangens uit bij God. Soms ook wordt de geest zo hevig getroffen, door zo'n vloed van smart vervuld, dat hij her niet anders dan door tranen kan verwerken'.
Als Cassianus hem vraagt hoe men dit vurige gebed kan bereiken raadt de abt hem aan om voortdurend een kort gebed te bidden, namelijk `God kom mij te hulp; Heer, haast U mij te helpen' (Ps 69). Door het voortdurend herhalen van deze woorden worden alle andere gedachten tot zwijgen gebracht en bereikt men de door Christus zaliggesproken armoede van geest.

Evagrius van Pontus

Ook Evagrius van Pontus (ca. 345-399) heeft grote invloed gehad op de leer van het gebed. Hij leefde zelf de laatste veertien jaar van zijn leven in de woestijn lijkt sterk beïnvloed te zijn door Origenes. Zijn Verhandeling is een vormende factor geweest voor de plaats van het gebed en de meditatie in de kloosters. Het geschrift bestaat uit 153 spreuken, `woorden' die woestijnvaders spraken tot leerlingen. Het fundament van de opgang naar God is de beoefening van de deugden die leidt tot vrij zijn van hartstochten en tot liefde. Dit gaat een belangrijke rol spelen in het contemplatieve gebed. Zelfzuchtige begeerten komen tot rust en de `zuiverheid van hart' wordt gevonden, voorwaarde om `God te zien,' (verg. Jezus in de zaligsprekingen). Op dit fundament wordt de theoria fysike geplaatst, een wijze van waarneming van de wereld om zich heen, waarbij men in de schepping de Schepper zelf `ziet'. Dan komt men in `de staat van gebed'. Dat is een voortdurende geestesgesteldheid, zowel bij het bidden, mediteren als bij andere bezigheden.
Daar boven op kan, als God het geeft, de derde laag komen, de theologia, het schouwen van God zelf, de contemplatie. Evagrius waarschuwt voor schijngestalten van de contemplatie die door demonen bewerkstelligd worden. Hij wijst met nadruk op de noodzaak van geestelijke onderscheiding. De beste voorbereiding voor de contemplatie is het psalmengebed, want brengt de geest tot rust. Als de psalmen rustig gereciteerd worden, leiden ze tot het stilzwijgende gebed.

Augustinus

Augustinus (354-430) heeft veel geschreven over het gebed. In zijn boek De grootte van de ziel beschrijft Augustinus zeven niveaus van het zieleleven. 1-3: de biologische, zintuiglijke en vakbekwame capaciteiten van de mens, 4: de morele orde met corresponderende deugden of ondeugden. 5: de ziel komt tot rust door inkeer in zichzelf, 6: het oog van de ziel wordt gereinigd van alle begeerlijkheid, 7: de contemplatie, het schouwen van de goddelijke waarheid.
Augustinus beschrijft het gebed conform de heersende neo-platoonse cultuur als een opgang tot God, net als Origenes en Evagrius. Bidden volgens Augustinus is het lezen en bemediteren van Gods Woord in vier fasen: `aandachtig luisteren, in het geheugen opslaan, door nadenken herkauwen, door daden uitvoeren.'... 'Maar wij moeten boven de meditatie in ons eigen hart uitstijgen naar de contemplatie, een opvlucht naar God zelf toe, die tijdens dit aardse leven gebrekkig blijft, maar toch al een voorsmaak van de eeuwigheid bevat.'

Benedictus

De middeleeuwse kloosters die zich hielden aan de regel van Benedictus (circa 480-550) praktizeerden meditatie in het getijdengebed en in de gezamenlijke of persoonlijke lectio divina. Het getijdengebed hield in dat men zevenmaal per dag en een keer 's nachts samen kwam in de kapel om hymnen te zingen, Psalmen te reciteren en naar de Schrift te luisteren. Benedictus heeft meerder hoofdstukken in de regel aan het getijdengebed, ofwel het officie, gewijd. Daarin was ook ruimte voor persoonlijk stil gebed. Ook hadden de monniken en nonnen elke dag gelegenheid tot geestelijke lezing, lectio divina.
Men las bij de lectio divina in de bijbel of in boeken van kerkvaders, niet vanwege te verwerven kennis, maar om het persoonlijke geestelijk leven te voeden. Men las met het hart, minder met het hoofd en mediteerde daar persoonlijk over. Soms mondde de schriftmeditatie spontaan uit in gebed en hun gebed mondde soms uit in een eenvoudige concentratie op God. Deze woordeloze liefde voor God noemden ze Contemplatie.
De lectio divina bleef in gebruik in de benedictijnse, de cistercienzer en de kartuizer kloosters. De voortgang van bijbellezen naar meditatie, naar gebed en naar contemplatie werd beschreven door Guigo II, een Karthuiser monnik en prior van Grande Chartreuse in de 12e century. Guigo benoemde de vier stappen van zijn "ladder" van gebed met de Latijnse woorden lectio, meditatio, oratio, en contemplatio.
Hugo van St. Victor zegt over het verschil tussen meditatie en contemplatie: de cogitatio (nadenken) is een vluchtig aanraken, de meditatio een nauwlettend betasten, de contemplatio is de scherpe blik der ziel. Er is volgens de de geestelijke leiders en auteurs van het St. Victor klooster in Parijs een geleidelijke overgang van mediteren als nadenken over tot contempleren als innerlijke schouwing, en daarin worden weer vele trappen onderscheiden. Richard van St. Victor duidt ook het verschil tussen mediteren en contempleren: Mediteren gebeurt vanuit de menselijke inspanning, contempleren is een gave van God, die plaats vindt in rust in een sfeer van verwondering en vreugde. De hoogste vormen van contemplatie zijn een vorm van extase.

Opkomst van het beeld in de meditatie

Vanaf Bernardus van Clairvaux (1090-1153) neemt de betekenis van beelden bij de meditatie toe. Bernardus gaf meer aandacht voor Jezus als mens en gaf er aanleiding toe dat de meditatie zich verdiepte in allerlei details van Jezus' leven en lijden. Na zijn tijd werd dit versterkt door het gebruik van beeldende kunst, zowel in de getijdenboeken als in het koor van abdijkerken, maar ook in de eigen cel van de monniken en vooral ook de nonnen. Zo ontstond ook het eigen devotiebeeld, vooralom vrome gevoelens op te wekken. Deze affectieve vroomheid, gevoed door zulke meditatievormen, werd soms beschouwd als iets voor beginnelingen, de gevorderden wijdden zich bovendien aan de contemplatie. Er waren ook stromingen die, onder invloed van de theologie van Pseudo-Dionysius de Areopagiet, direct door wilden stoten naar het mystieke, beeldloze schouwen. Tot een dergelijk schouwen wil bijvoorbeeld een geschrift als De Wolk van Niet Weten voeren.

The Cloud of Unknowing (De Wolk van niet-weten, 14e eeuw)

The Cloud of Unknowing, een anoniem geschrift dat in Engeland geschreven werd in de 14e eeuw, is een beknopt en praktisch boekje over het contemplatieve gebed. De auteur gaat ervan uit dat om God te ervaren men moet streven naar een "duisternis om je geest, of als het ware, een wolk van niet-weten." Om dit te doen moet je je hart op God fixeren en al het andere vergeten.

De samenhang van meditatie en contemplatie in het voortdurende gebed, zoals deze beleefd was vanaf de tijd van de woestijnkluizenaars, wordt hier doorbroken.
Over het algemeen wordt in de hoge middeleeuwen geen scherpe onderscheiding maakte tussen lezing, overweging, gebed en contemplatie. Het zijn verschillende elementen in een proces, waarbij de hoogste vormen van contemplatie vooral gekenmerkt werden door het genade-karakter ervan: met menselijke inspanning kan her geven, maar alleen God, wanneer Hij het wil. De mens moet zich daarbij van zijn kant inzetten, ook met zijn inlevingsvermogen (fantasie). Dit laatste werd door Geert Grote benadrukt en speelde een rol in de moderne devotie, vooral in de vorm van een inlevende overweging van het lijden van Jezus. Deze leidden tot de navolging van Christus. Geert Grote, Floris Radewijns en Gerard Zerbolt van Zutphen droegen veel bij aan de methodische meditatie van de moderne devoten, die veel invloed had en leidde tot meditatie en gebed door leken. Geert Grote gaf een Nederlands getijdenboek uit dat veel gebruikt wer. Het getijdenboek is een verkorte versie van de getijden in de kloosters. Het gaf de leek die lezen kon de mogelijkheid om persoonlijk te bidden en te mediteren.